Filosoferen? Soms gaat het vanzelf!

Regelmatig krijg ik de vraag: Filosoferen met kinderen van 8? Kan dat?
Mijn antwoord: Kinderen hebben zelf zoveel vragen, dat het soms vanzelf gaat. Zolang je maar open staat voor hun vragen. En niet oordeelt over hun antwoorden.

Ik stel mijn vierdegroepers de vraag of ze nog iets merkwaardigs hebben meegemaakt. Iets waar ze aan terug blijven denken, iets waarover ze nog altijd vragen hebben. Ze laten de vraag even op zich inwerken. Dan steekt Thijs weloverwogen zijn vinger op. Hij leidt zijn vraag in. “Ik ging op vakantie en we reden door Parijs. We wilden niet naar Parijs, maar de weg ging erdoor heen. Ik zat met nog vier andere mensen in de auto, mijn ouders en mijn broers. We reden over die hele drukke weg. In een hele grote kuil kon je Parijs echt zien. En opeens zag ik, een paar tellen, de Eiffeltoren. Ik riep: ‘Hebben jullie de Eiffeltoren gezien?’ Maar niemand had hem gezien. Ik vraag me nog steeds af of ik de Eiffeltoren wel echt heb gezien.”
“Hoe houdt het je nu nog bezig?” “Nou, als ik in m’n eentje het wel zag en vier anderen niet, heb ik hem dan wel echt gezien?” Ik stel de vraag aan de klas: “Wat is nu de vraag van Thijs?” Mo: “Hij weet niet zeker of hij de Eiffeltoren heeft gezien. Eh. Heb ik de Eiffeltoren nu wel of niet gezien?”
“Wie denkt dat Thijs de Eiffeltoren wel gezien heeft?” Een paar kinderen steekt hun vinger in de lucht. “Wie denkt dat Thijs de Eiffeltoren niet gezien heeft?“ Twee kinderen steken hun hand op, een paar weifelend. “Wie twijfelt?” De meeste kinderen laten zien dat ze twijfelen. “Waardoor twijfel je?” Bas: ”Ik weet niet of het kan dat je daar de Eiffeltoren maar heel even ziet.” Soeffien: “Ik weet het wel, op die weg kun je, tussen de hoge torens, de Eiffeltoren zien en als je doorrijdt, zie je hem niet meer.” “Isis: en als het donker is, zie je het extra goed, omdat hij altijd in een kleur licht geeft.”
“Thijs vraagt zich af of hij hem wel echt gezien heeft. Soeffien en Isis zeggen dat je de toren daar even kunt zien, vooral in het donker. Heb je nu antwoord op je vraag, Thijs?” “Nee. Want ik twijfel of ik hem wel hèb gezien.”

“Wie kan uitleggen waar Thijs nu aan twijfelt.”
Frederiek: “Hij twijfelt aan wat hij zelf ziet.”
“Herken je dat? Frederiek blijft stil. Herkent iemand dat?”
Julia: “Jawel, dan denk ik dat ik iets zag bewegen, maar dan weet ik het niet zeker.”
Daniël: “Soms zie ik iets net voordat ik met mijn ogen knipper. Daarna is het weg.”
“Je zet ons aan het denken, Thijs! Welke vraag kiezen we voor ons onderzoek?”
Frederiek: “Nou, dat Thijs denkt dat hij de Eiffeltoren heeft gezien, maar hij weet het niet zeker en dus wil hij weten of het wel echt was gebeurd.
“Kun je dat in één vraagzin zetten voor ons?”
Frederiek: ”Hoe kan Thijs zeker weten dat hij de Eiffeltoren heeft gezien?”
Iedereen is het ermee eens. Thijs kijkt verwachtingsvol.

Roos: “We kunnen naar Parijs gaan, over dezelfde weg, en kijken of wíj het kunnen zien.”
Sara: “Jaaa! Leuk! En ik denk ook dat het zou helpen, omdat je het samen kunt controleren.”
Daan: “Je kunt ernaar wijzen als je iets ziet. Dan weet iedereen dat je hetzelfde ziet.”
Philip: “Dan moet je wel naar iets groots wijzen, anders kan het wel van alles zijn. En je moet misschien er ook bij zeggen waar je naar wijst.”
“Kun je dat uitleggen?”
Philip: “Als je naar allemaal kleine dingen wijst, weet je niet welk ding je bedoelt.”
Olivia: “Ja, maar dan moet je wel allemaal weten dat dit (ze maakt met haar handen de vorm van de Eiffeltoren) “Eiffeltoren” betekent.”
“Daan?”
“Ik ben het eens met hun allebei. Je moet wel weten wat de Eiffeltoren is en afspreken dat je daarnaar wijst.”
“Zou dat helpen, Thijs?”
“Ja, dan zou ik het wel zeker weten, denk ik.”
Laura: “Je kunt ook opzoeken hoe de Eiffeltoren eruit ziet en dan kijken of je dat in het echt ziet als je daar rijdt.”
“En als je het ziet, weet je dan zeker dat dàt de Eiffeltoren is?”
Laura: “Ja, dan moet die het wel zijn.”
“Kan het ook iets anders zijn?”
Thijs: “Nou dat zou wel heel raar zijn. Ik denk dat als je het op het plaatje ziet met de naam en het echte erbij, dan weet je het zeker.”
Mo: “Maar in China staat ook een Eiffeltoren.”
Thijs: “Maar de echte staat in Parijs, dus als je in Parijs bent en je ziet het, dan is het de echte Eiffeltoren.”
Melissa: “Wij hadden dat het ook kunt meten. Als het ook nog even groot is, dan klopt het.”
Daan: “Haha, de Eiffeltoren opmeten, dat kan niet in je eentje.”
Melissa: “Maar als het om iets kleiners gaat, dan kan het.”
Laura: “Het maakt niet uit of het groot of klein is, als je maar de goed meetmanier hebt.”

“Wat zou je nou het beste helpen om het zeker te weten, Thijs?”
“Nog een keer over die weg rijden en dan met z’n allen kijken. Met het plaatje erbij.”
“ Jammer dat dat nou niet kan, hè? Misschien deze zomer? Laten we eens iets tekenen dat je zeker weet. Dan kijken we of jullie voorstellen ook hier helpen.”

Max tekende de katjes die hij binnenkort zou krijgen. Noor tekende zichzelf.
“Kunnen we zeker weten dat Noor Noor is?”
Laura: “Ja, we kunnen naar Noor wijzen. En haar met een foto van zichzelf vergelijken.”
Max: “Je kunt het meten als je weet hoe lang ze is.”
Thijs: “En je kan het aan haar moeder vragen. Of aan ons, want wij weten ook wie Noor is.”
“Kunnen we zeker weten dat Max katjes krijgt?”
Daan: “Ja, want hij weet het zeker.”
Roos: “Nee, want het is nog niet gebeurt, dan kun je het niet zeker weten.”
Philip: “Als het nog moet gebeuren, dan kan er nog van alles gebeuren en dan weet je niet of datgene gebeurt wat je denkt dat gaat gebeuren. Hij denkt het alleen.”
“En kunnen we dat aanwijzen, of meten?”
Philip: “Nee.”
Max: “Maar mijn moeder zegt het, en die weet het.”
“Is dat genoeg om het zeker te weten?”
Sommige kinderen schudden van nee.
Olivia: “Maar z’n moeder zou het toch niet zomaar zeggen. Ik denk wel dat Max katjes krijgt.”
“Wie denkt, na ons onderzoekje, dat Max katjes krijgt?”
De meesten steken nu hun hand op.
“Als we het allemaal denken, gaat het dan ook gebeuren?”
Thijs: “Dat weet je nooit, maar ik denk het wel. Het zou wel raar zijn als zijn moeder het eerst zegt, en dat het dan toch niet door gaat.”
Mo: “Maar het kàn niet doorgaan.”
“Maar we hopen het wel!”

1 gedachte over “Filosoferen? Soms gaat het vanzelf!”

  1. Paulien,
    Met de complimenten van ook je vader voor deze bijzonder helder informatieve wegwijzer naar kinderfilosofie.
    Als ik nu jonge kinderen had, of als ik zelf nog jong was dan zou
    ik zeker gemotiveerd zijn geraakt door deze website.
    Kinderfilosofie, lijkt mij een zeer nuttige ondersteuning bij de opvoeding en onontbeerlijk voor kinderen die nog een hele weg te gaan hebben.
    Je moeder

    Beantwoorden

Plaats een reactie